Urbanus geeft in Primo aan dat hij al vanaf jonge leeftijd niet houdt van grote groepen, erg opvallend aangezien de artiest regelmatig optreedt voor zalen vol mensen. Wanneer de reporter vraagt hoe Urbanus ondanks deze gêne toch een veelgevraagde artiest is geworden, geeft hij aan dat het voor hem een grote stap was om op het podium te durven kruipen.
“Ik wou striptekenaar worden”, verklapt de komiek. “Dat talent had ik al vroeg. In de lagere school hingen vaak tekeningen van mij in de klas. Als de juf zei ‘Teken een fiets of een olifant’ deed ik even mijn ogen dicht en kon ik dat dankzij mijn verbeelding zo op papier zetten. Mijn moeder probeerde me later als tekenaar binnen te krijgen bij Marc Sleen, Hergé en zo.”
Hoewel het Urbanus voornamelijk te doen was om de ideeën en scenario’s, zochten grote stripauteurs uiteraard dit profiel niet. “Dat wilden die mannen natuurlijk niet, anders moesten ze hun auteursrechten delen. Ik volgde op mijn twintigste na mijn werk drie à vier jaar avondschool in Sint-Lukas. Daar zaten dan wel wat jonge gasten die het truitje van Kuifje of Jommeke mochten inkleuren, maar meer ook niet.”