In Dag Allemaal lezen we dat Frans Bauer opgroeide in een woonwagenpark in Noord-Brabant.

“Mijn ouders konden niet lezen of schrijven. Dus we gingen in de vakantie nooit naar het buitenland”, gaat de zanger van start. “We kregen ‘dagjestochten’. Voor de rest waren we thuis, in ons dorp. Het was fijn dat we in de vakantiemaanden vrij waren. Naast onze woonwagen werd er een opblaasbootje neergezet en m’n moeder gooide daar water in. Dus we hadden een opblaasboot met water erin, en dat was ons zwembad! Nu ik 51 ben, denk ik daar nog altijd aan, want ik vond het ontzettend leuk. Die vakanties in ons woonwagenpark vergeet ik nooit meer.”

Frans genoot als kleine jongen dan ook met volle teugen van de zomermaanden. “Tante ging regelmatig met de vouwcamper op reis”, gaat hij verder. “Dankzij haar heb ik mijn eerste ‘Frankrijk-ervaring’ gehad. Als ze terugkeerde uit Frankrijk, kwam ze altijd een paar dagen bij ons overnachten. Ze had dan Franse kaas en wijn bij zich, allemaal dingen die wij niet kenden. Een camembert zag er niet uit als kaas. M’n moeder wist totaal niet wat dat was. Maar ’t gaf ons een gevoel van: ach, zo is het in Frankrijk.”

Als de artiest terugblikt op zijn jeugd denkt hij spontaan aan hutten maken en spelen met zijn familie. “Dat waren heel andere vakanties dan mijn kinderen hebben gehad. Maar wel onvergetelijk. Ik weet nog dat mijn opa in de zomer op de accordeon ging spelen. En dan deden we een barbecue. Dat gaf ons een heel fijn vakantiegevoel.”