Gert Verhulst vertelt in Primo dat zijn gezin het tijdens zijn jeugd nooit echt breed heeft gehad. “Onze eerste tv was een tweedehandstelevisie”, gaat de zakenman van start. “Ik heb nog nooit zo’n groen gras gezien als toen. We kregen die tv van een vriendin van ons bomma. Indianen waren écht rood op dat scherm. Grappig. Maar we waren al content dat we ’n tv hadden. En afgunst of jaloezie, dat bestond niet. De druk van ‘Ik moet dat ook hebben, want anders kan ik niet gelukkig zijn’ zoals nu, dat bestond niet.”
Het tv-gezicht geeft aan dat de mensen, in tegenstelling tot nu, maar één venster op de wereld hadden, namelijk de toenmalige BRT en wat Nederlandse zenders.
Vanzelfsprekend nam de televisie een centrale plaats in, in het leven van Gert. “Wij aten om vijf uur en vanaf zes uur mocht de tv aan. Het nieuws, dat om twintig voor acht werd uitgezonden, wat een heel raar uur was, was heilig. Ons vader was de baas van de tv. Als hij tv-keek, moest er gezwegen worden. Maar hij was heel veel buitenshuis, om in het zwart te gaan werken – hij is overleden, dus ze kunnen hem niet meer pakken – en dan mochten wij, de kinderen, beslissen naar wat we keken. Wij keken heel veel naar de Nederlandse tv.”